woensdag 27 augustus 2014

NIEUWE GORDIJNEN




Dominique wou nieuwe gordijnen. We waren nog maar net gaan samenwonen. Ik was bij haar ingetrokken. Ze woonde in Nieuw Park, een nogal troosteloze buurt een heel eind van het historisch centrum waar ik eertijds woonde. In een flat, zeventien hoog. Ik had gezworen nooit nog samen met een vrouw een flat te delen, om redenen die geen uitleg behoeven, maar toen de eigenaar van mijn huurflat het pand zou verkopen en ik naar een nieuw onderkomen moest uitkijken, leek het het makkelijkst om bij haar in te trekken, al was het maar tijdelijk. 
 'Wat is er mis met deze gordijnen?' vroeg ik.
   Iedere avond, als het televisiejournaal begon, sloot ze de gordijnen, ook als er nog licht was, zoals die dag. Lichtbruin, met silhouetten van dansende figuren uit fijnmazeriger stof waardoorheen het zonlicht viel als de zon scheen. Ik zat met een biertje en de krant in de lange sofa. God, wat hield ik er van me op die sofa tijdens de middag uit te strekken en een dutje te doen. Waar ik vroeger woonde, had ik alleen een eenmanszetel. Als ik in slaap viel in die eenmanszetel, dan werd ik geradbraakt wakker, alsof ik tien uur achter het stuur had gezeten.
   Dominique kwam naast me zitten, pakte het halfvolle blikje uit mijn hand en nam een slok. Daarna tastte ze naar het pakje sigaretten op de salontafel en stak er twee op. Terwijl ze mij een sigaret gaf, schoof ze haar benen onder haar zitvlak en kwam tegen me aanleunen.
 'Weet niet,' zei ze.
   We waren allebei jonge vijftigers en we kenden elkaar pas een half jaar, maar we hadden al ons eigen, particuliere taaltje. Als er iets scheelde dan sloeg Dominique een kinderlijk toontje aan. 
 'Mijn meisje weet 't niet,' zei ik, 'maar wil toch andere gordijnen?'
   Ik had het misschien net iets te spottend gezegd? Ze keek me een tel gekwetst aan. Ik trok van mijn sigaret en bracht daarna mijn biertje naar mijn mond, maar ze was me voor, ze graaide het blikje uit mijn hand en dronk het in één teug leeg.
 'Dat is flink,' zei ik. 
   Weer dat toontje. Ik kon er niets aan doen.
 'Weet je,' zei ze, 'vóór jou leefde ik hier ook al.'
   Een van de redenen waarom ik had gezworen nooit nog met iemand samen te wonen, was dat je dan bent veroordeeld tot het voeren van dat soort gesprekken waarin, altijd weer door de vrouw, aan zaken wordt herinnerd waar niemand nog iets kan aan veranderen en die bijgevolg geen redelijk argument vormen, alleen maar emotionele chantage. Alsof het mijn schuld was dat ze hier in deze buurt was komen wonen, jaren terug. Alsof ze alleen maar door mijn toedoen...
 'Dat weet ik toch, zoet,' zei ik.
 'Dat weet jij niet,' zei ze.
   Natuurlijk wist ik dat en wist ik dat tegelijk niet. Ik had Patrick nooit gekend of zelfs maar ontmoet, haar ex had nagenoeg iedereen kunnen zijn. Toen ik op het toneel verscheen, was hij al definitief uit haar leven verdwenen. Maar dat hij hier, in deze lange sofa net als ik met een biertje en de krant had gezeten, vele, vele avonden, dat wist ik wel, dat was zonneklaar.
 'Misschien moet je de gordijnen niet sluiten als er buiten nog licht is?' zei ik. 'Dat is een gekke gewoonte van je, weet je dat?' 
   Daarna ging het snel. Dominique veerde recht en enkele furieuze seconden later had ze de gordijnen uit de ringen gesleurd, ze had er zelfs wat stukwerk bij vernield.
 'Jezus,' zei ik. 'Wat was dat?'
   Ze keek me hoogrood aan, haar onderlip beefde en toen kwamen de tranen. Ik ging bij haar staan en omhelsde haar.
 'Al goed,' zei ik. 'Rustig maar.'
   Het laatste licht van wat een mooie dag was geweest, stroomde binnen. Het was misschien zonde van de gordijnen, maar niet van dat licht. Waarom ze altijd rond de klok van zeven de gordijnen dicht wou, was me eerlijk gezegd een raadsel. Het uitzicht was verademend. Andere woonblokken, al net zo troosteloos als die waarin wij een flat betrokken, maar toch. Ruimte.
 'Nu moet je wel nieuwe gordijnen,' zei ik glimlachend en ook zij begon te lachen, Dominique.
   We keken televisie die avond, allebei lui in de lange sofa hangend. De rust was na het voorval met de gordijnen teruggekeerd. Dominique had zo van die buien. Gelukkig duurden ze nooit lang. Ik had geleerd niet meteen het ergste te denken, of zelf te flippen. 
   De grote schemerlamp bij de boekenkast brandde de hele dag door. Toen het helemaal donker was buiten, zag ik ons spiegelbeeld in het raam zonder gordijnen. Ik zat met mijn rug tegen de rand van de sofa. Dominique lag met haar hoofd op mijn bil. Ik meende dat dit de eerste keer was dat ik ons tezamen in een spiegel zag. Tot vóór zes maanden kende ik haar niet eens en zat ik in mijn eentje in een flat en probeerde ik Heidegger te lezen 's avonds. Ik streelde onder het televisiekijken haar voorhoofd, maar eigenlijk keek ik meer naar waar er tot voor enkele uren gordijnen hingen en waar ik nu mezelf zag zitten. Net een aquarium, dacht ik. We woonden hoog, zoals ik al zei, de zeventiende verdieping. Het woonblok dat uitkeek op dat van ons lag een voetbalveld verder. Waar er licht brandde, kon je af en toe iets zien bewegen, maar met het blote oog viel niet te zien wat er precies in die appartementen gebeurde. Nou ja, wat doen mensen zoal in een flat? Dat dacht ik. Ze lopen naar de koelkast en ze komen terug met een potje chocoladepudding. Ze lezen de krant, zitten achter een computer te gamen, staan te strijken.
 'Misschien moeten we het licht uitdoen?' zei Dominique. Alsof ze mijn gedachten kon raden.
 'Op die afstand zie je niks,' zei ik. 'Maar als je wil dan doe ik het licht uit en dan kijken we in het donker verder televisie.'
 'Lief van je,' zei ze.
   Ik kwam terug met een biertje. We deelden altijd een biertje. Nog zoiets waaraan ik had moeten wennen. Ik ging zitten. Dominique legde haar hoofd weer in mijn schoot. Op de televisie was er een verkiezingsprogramma met de kopstukken van de verschillende politieke partijen. Iedereen zei zo'n beetje wat iedereen al lang wist en waarmee niemand het eens was. Ik keek weer naar het gordijnloze raam en nam een slok. Nu ik mijn biertjes met mijn vriendin had te delen, telde ik ze niet meer en werden ze niet meer door mijn vriendin geteld. Dat vond ik dan weer prima.
 'Niet doen,' zei Dominique toen ik het koude blikje tot bij haar wang bracht. 'Ik hoef niet, dank je.'
   Het kopstuk van de liberale partij, een witharige man met een blauwe das, zei iets over het beperken in de tijd van de werkeloosheidsuitkering en ik zei iets in de trant van fuck of. Het ontviel me, ik had er niet bij nagedacht.
 'Kun je dat soort gratuite commentaar voortaan voor jezelf houden?' zei Dominique. 'Alsjeblief?'
   Ik herinnerde me niet ooit over politiek te hebben gepraat met haar. Ik ging er van uit dat ze net als ik het hart op de juiste plek had en op de socialistische partij stemde. 
 'Je bedoelt?' zei ik, maar ik maakte mijn zin niet af. Ik nam nog een slok. Dominique reageerde niet. Ja, dat bedoelde ze misschien. Dat ze er geen moeite mee had om iemand die reeds aan de grond zit nog wat dieper te stampen.
 'Nou nou,' zei ik.
 'Wat, nou nou?' zei Dominique.
 'Hé, is er niet wat anders op tv?' zei ik. Ze reageerde niet. We bleven naar dat stomme politieke programma kijken. Ik heb de hebbelijkheid om te denken in iemand zijn of haar plaats. Dat deed ik die avond ook. In mijn verbeelding zei Dominique dit: 'Jij denkt dat het die lui van de liberale partij alleen maar om winst is te doen, eigen profijt en zo, de betere klasse nog beter maken, maar heb je er al eens bij stilgestaan dat je mensen in de armoede houdt net omdát ze een uitkering krijgen en dus weinig moeite doen om hun levensomstandigheden te verbeteren?' En ik reageerde daarop, in mijn verbeelding, met dit: 'Je bedoelt dat liberalen eigenlijk socialisten zijn? Of wat?' Zij weer: 'Nee, dat bedoel ik niet. Er gaat een gans andere maatschappijvisie achter schuil. Mensen maak je niet weerbaar door maandelijks hun huur en hun ziektekosten op te hoesten, weet je?' Enzoverder. In mijn verbeelding dus. Dominique had geen woord meer gezegd en ik zat daar maar in het donker naar de verlichte appartementen te kijken verderop. Ook daar zaten vast stelletjes in de sofa naar dat stomme programma te kijken. 
   Ik begon opnieuw haar voorhoofd te strelen, haar slapen. Ik liet mijn vingers door haar zachte, kastanjebruine haar glijden. Ik betastte met de toppen van mijn vingers haar hals en daarna bevoelde ik het door haar sleutelbeen gevormde dalletje onder haar schouder en zakte verder en legde tenslotte mijn hand op haar borst waar hij roerloos bleef liggen. Dominique had prachtige borsten en dat wist ze. In de badkamerspiegel kon ze haar borsten lang staan monsteren en ze vond het niet vervelend als ik in het deurgat bleef staan kijken terwijl ze met een trotse blik haar borsten bekeek. Ze genoot er van als ik daar gebiologeerd stond te kijken naar wat ook haar goedkeuring wegdroeg. Ze zei nooit zaken als: 'Vind je mijn borsten teveel hangen? Te dik? Teveel op peren lijken?' Al die vervelende dingen liet ze uit. Bovendien waren haar borsten niet te si of te la. Er schemerden geen aders door. Er zaten geen rode vlekken op. Haar tepelhoven waaierden niet onmogelijk breed uit, maar leken netjes aangeharkt in volmaakt, gebronzeerde cirkels van delicaat kippenvelvlees. Haar tepels zelf waren donkerroze, niet te groot, niet te klein. Ik had haar tepels eens vergeleken met de snoetjes van heel erg kleine biggen, zo schattig. Ze veerden op als ik er met het puntje van mijn tong aan likte. Ze hield er wel van als ik dat soort malle zaken zei. Haar borsten waren niet de borsten van een zestienjarige, nee. Dominique had de borsten die bij haar leeftijd pasten, helemaal volmaakt naar mijn gevoel. Rijp, adembenemend vol. Soms zei ik: 'Je hebt Griekse borsten.' Wat ik daarmee bedoelde, wist ik zelf niet, maar het klonk prettig, klassiek en zo. Of ik zei: 'Ik voel mij Michelangelo als ik aan je borsten zit.' Iedere avond wilde ik in bed haar borsten betasten. Ze waren groot en mals.  Ze waren niet te groot en ze waren ook niet verpapt. Mijn hand liep als een beker over als ik ze helemaal wou omvatten. Ik kreeg er maar niet genoeg van. Of er nou seks van kwam of niet, iedere avond wou ik in bed, vooraleer te slapen, haar borsten voelen, ongeveer zoals een kind, voor het slapen, nog een tijdje het licht aan wil hebben. We waren al zo ver met elkaar dat ze wist wanneer ik haar borsten betastte louter om de lekkere textuur, louter om het betasten zelf, en wanneer ik meer wou, wanneer ik aanstuurde op vrijen. 'Je bent een kind, weet je dat?' had ze eens lachend gezegd. Het zal waarschijnlijk de eerste keer zijn geweest dat ze begreep dat het me om niet meer was te doen dan louter voelen. 'Werelderfgoed,' had ik eens over haar borsten gezegd. 
   In de palm van mijn hand voelde ik haar tepel door de stof van haar slaapkleed heen. Ik hield ervan als ze zonder BH door de kamer banjerde. Mals als olie, dansend als derwisj, haar borsten. God, wat was ik er dol op. Mijn hand bleef roerloos liggen. Ze ademde rustig en ik kon haar hartslag voelen. Aan het woord was de partijvoorzitter van de linksen. Ook een hoop clichés.
 'Op wie ga jij stemmen, zondag?' vroeg Dominique.
 'Ik ga op je borsten stemmen,' zei ik. Het was flauw. Ik wist het meteen. Meestal had ik meer inspiratie als ik aan haar borsten zat.
 'Serieus,' zei ze. Het klonk niet als een vraag. Ik zei dat ik misschien wel eens voor de liberalen ging stemmen.
 'Voor die vriendjes van je,' voegde ik er aan toe. 'Aangezien zij de heuse socialisten zijn.' Ik had meteen spijt dat ik dat had gezegd. Mijn hand lag niet langer roerloos op haar borst, maar eerder verkrampt. Wat ik voelde was, geloof ik, eenvoud, eenvoud die me ontglipte.
 'Waarom zeg je dat nou?' vroeg Dominique. Ze nam mijn hand en duwde die van zich weg. Ze ging op haar elleboog steunen en probeerde me aan te kijken. Het was donker in de woonkamer en ook haar blik was van een donkere vijandigheid.
 'Wat heb jij?' vroeg ze geërgerd.
   Het politieke programma was ten einde. Ik dacht dat mijn opmerking over die vermeende vriendjes van haar zou verdampen zodra er een ander programma begon, maar ik had het mis en toen ik bleef zwijgen, ergerde haar dat nog meer. In mijn verbeelding zei ik dit: 'Sorry, je hebt gelijk, dat was flauw van me.' En zij zei: 'Ja, dat was inderdaad flauw, wat heb je toch?' En ik zei nogmaals sorry en toen ging ze weer met haar hoofd in mijn schoot liggen en zocht mijn hand weer haar zachte boezem. Maar het pakte anders uit. Ze ging rechtop zitten. Het laatavondjournaal begon. Ook daar haast uitsluitend binnenlandse politiek, dezelfde koppen, dezelfde promopraat. Weer dat kamerlid met het witte haar en de blauwe das. De verkiezingen zaten er duidelijk aan te komen, mijn hoeveelste al? Dominique liep naar de keuken en maakte het grote licht aan. Ik zag me in mijn eentje zitten in het tot spiegel getransformeerde raam, scherper dan voorheen. Ik haatte dat grote licht. Zelf deed ik het nooit aan. Met alleen maar de schemerlamp bij de boekenkast, zag je ook 's avonds genoeg en lukte het aardig de krant te lezen. In mijn verbeelding liep ik haar achterna. Ik greep haar vanachter bij haar heupen stevig vast. Ze spartelde tegen, draaide zich om en sloeg een paar keer met een slap vuistje tegen mijn bovenarm, boos maar niet voor altijd, kwaad maar met een bezorgd hart over wat me nu precies dwarszat. Waarna we elkaar wild begonnen te zoenen en elkaar de kleren van het lijf rukten, ongeveer zoals zij die avond in een moment van blinde woede de gordijnen van de ringen had gerukt, omdat die gordijnen haar te veel aan het verleden deden denken. In mijn verbeelding dus. Ik bleef daar een tijdje in mijn eentje zitten kijken naar mijn spiegelbeeld. Op die manier vijftig jaar zijn, daar was eigenlijk ook niks aan. Dominique kwam niet meer terug uit de keuken en toen ook ik naar bed ging, sliep ze, of deed alsof. Haar borsten liet ik die nacht onaangeraakt en ook dat was de eerste keer sedert we het bed deelden. Ik sliep na een kwartiertje in, maar amper een uurtje later lag ik wakker. Ik stapte uit bed en rookte een sigaret in de woonkamer. Geen enkel licht in het woonblok aan de overzijde. Als ik aan mijn sigaret trok, zag ik de askegel opgloeien en een stuk van mijn gezicht in het raam verschijnen met daarachter alleen maar donkerte. En daarna zag ik het langzaam doven.

Geen opmerkingen: